De Priorzerk te Niawier

 

Vanaf 1180 tot ruim 1580 was er in het dorp Niawier aan de Singel het Cisterciënzer klooster Sion gevestigd. Ruim vierhonderd jaar was het klooster met haar ruim 2200 pondemaat landbezit een belangrijk klooster van Noordoost Friesland. Het was ooit gesticht als een nevenvestiging van het klooster Claercamp dat onder Rinsumageest was gevestigd. Het vrij grote landbezit zal er mede de oorzaak van zijn geweest dat alle boerderijen in en om Niawier (exempt één) van de totaal 22 tot het kloosterbezit behoorden. Het is een feit dat het klooster Sion als een vrouwenklooster bekend stond, maar er waren ook mannelijke kloosterlingen. Sommige priors (hoofden van een klooster) worden dan ook met name genoemd. Waarbij ook vele priorinnen in de loop der tijden deze functie hebben uitgeoefend. Veel bewoners van het klooster kochten zichzelf als het ware in, om in deugdzaamheid, met veel gebeden en vroom te leven, zich te onderscheiden van de buitenwereld.

Veel relevante documentatie van en over de bewoners en het kloosterbezit van Sion is verloren gegaan bij het verval. Dit trof de meeste kloosters met de komst van de reformatie in het jaar 1580, waarmee Maarten Luther een begin maakte. Met name ook de watergeuzen, die met schepen de Noordoost Friese kusten onveilig maakten, deden mee aan de plunderingen van de aanwezige kloosters. Zo werd ook het klooster Sion met een bezoek vereerd.Dankzij het optreden van de toenmalige grytman Doede van Siercksma, die bevel gaf alle dorpskerkklokken te laten luiden in Dongeradeel oosterzijde der Paesens, kon een totale beroving en brandstichting voorkomen worden. Naar hem is later een straat in Niawier vernoemd.

Wel is in die woelige tijden veel documentatiemateriaal verloren gegaan bij de ontmanteling van het klooster en de nog aanwezige schaarse bronnen verschaffen maar weinig inzicht over het leven en werken van de kloosterbewoners. Wat er is overgebleven is de plek aan de Singel te Niawier, waar nu de familie Jan en Jenny Boonstra-Wiersma met hun vier kinderen wonen. Toch is er een herinnering aan één van de vroegere prior en priorinnen. Bij het klooster behoorde ook een eigen begraafplaats, die in ±1620 was gekocht door Teake Minnolts (die het kerckhof had geslecht ende tot Landt gemaeckt).
Vier van de aanwezige grafzerken werden gekocht door de drie broers Roellofs, één steen door Johannes Roellofs, twee aan Geert Roellofs en de vierde steen aan Jacob Roellofs. Johannes Roellofs was eigenaar geworden van de zerk van de voorlaatste prior van het klooster Sion, Johannes Cuyck, die was overleden op 1 mei 1569. voor het transport van de bewuste stenen had Johannes Roellofs met behulp van ‘verscheidenen menschen en ses peerden’ gebruikt om deze te vervoeren van het kloosterhof (nog altijd de Oude Hoff genoemd) naar de begraafplaats rond het kerkgebouw.
Zij dekten de graven van de familie Roellofs op de begraafplaats rond het kerkgebouw (in 1678 opnieuw opgebouwd) van de Ned-Hervormde Kerk te Niawier.
Rond 1700 blijkt dat een aantal ingezeten van Niawier de bewuste grafsteen, ook wel de Paape-steen of Johannes Roellofsteen, te hebben overgebracht binnen het kerkgebouw. Mogelijk diende dit ter verfraaiing van het in 1678 geheel vernieuwde kerkgebouw, dat in de plaats was gekomen van een eerder gebouw. Totdat de familie er achter kwam dat de bewuste grafsteen niet meer op haar plek lag. Dit resulteerde in een meer dan 10 jaar durend proces, voordat er in hoger beroep uitspraak kwam dat de bewuste steen (ten libelle genoemd) die de kerkvoogden ‘om sierheits halven op een koud steed’ in de kerk hadden gebracht, weer op haar oorspronkelijke plek diende te worden gelegd. Het hele proces is vastgelegd in het Sententie boek Hof van Friesland, aanwezig in Tresoar, voorheen het Ryksargyf yn Fryslân. De uitvoerig beschreven verhandelingen doen een boeiend verslag van de samenleving van de toenmalige dorpsgenoten.

De familie, die haar vasthoudendheid beloond zagen, lieten op de bewuste steen onderstaand gedicht aanbrengen:

Een grafzerk, door geweld
en onrecht weg te voeren.
Werd zelfs bij ’t Heidendom
een schandlyk ding geacht:
Dit’s erger mij gebeurt, wyl ik door
‘Çhristenboeren’
Werd schendig weggerukt, en
in hun kerk gebracht
Dog Frieslands hooge Hof
heeft deze zaak beslegt.
En gaf my aan myn Heer,
ondanks dit lands-geregt.

Rond de Franse tijd, omstreeks 1800, zijn veel grafzerken beschadigd, ook binnen de kerkgebouwen. Vrij zeker is ook deze priorzerk beschadigd, want in de genoemde processtukken is er sprake van  ‘een tabernakel waarin in een kelk met hostie daarboven’. Enkel de tabernakel als een uitsparing was nog aanwezig. Ook schoolmeester-historicus Foeke Sjoerds schrijft in zijn Algemene Beschrijvinge van oud en nieuw Friesland, over de bewuste priorsteen. Tevens de onderwijzer H. J. Knoop te Niawier beschrijft in het zogenaamde onderwijzersboekje, in 1857 uitgebracht op verzoek van het Friesch Genootschap, en doet mededeling van bijzondere zaken.
Hierbij wordt vermeld dat op het kerkhof ‘eene grootte dubbele zerk aanwezig is’ als zeer merkwaardig: doordien van het weinig ontcijferbare op de rand te lezen staat Johannes Cuyck, terwijl met veel moeite nog kan worden gevonden: Prior van het Clooster Sion, alsmede het jaartal Anno 1569.
De bewuste steen ligt aan de noordwestkant van de begraafplaats van Niawier.
Enkel de uitsparing van de tabernakel is nog te zien met de vier medaillons op de vier hoeken. Enkele inwoners van het dorp hebben het initiatief genomen iets met de bewogen historie van de priorzerk te doen. In goed overleg met de kerkvoogdij, de beheerder van de begraafplaats en de vereniging van dorpsbelang werd er naar financiële middelen gezocht om te zerk te restaureren.

Een subsidieverzoek aan het gemeentebestuur van de gemeente Dongeradeel resulteerde in een toezegging tot de helft van het benodigde bedrag. Terwijl de kerkvoogdij , dorpsbelang en enkele particulieren zorgden voor de andere helft.
Hopelijk is met deze restauratie een stukje geschiedenis zichtbaar bewaard gebleven.
Een kleine hardstenen zerk met het eerdere opschrift werd geleverd door handelsonderneming DMD Douma Natuursteen te Dokkum en werd bevestigd op de oorspronkelijke priorzerk.
Op maandag 17 september 2007 hebben IJsbrand Rienstra en Abe Punter in overleg met Gosse Jzn Veenma de bewuste steen een meer zichtbare plek gegeven.
Beide heren van grafzerkenbedrijf Rienstra-Punter uit Sneek hebben met behulp van Gosse W. Braaksma, Hielke Kloostra en Jan Walda de zerk op haar nieuwe plaats gebracht.

Tijdens de werkzaamheden bleek de steen 12 cm dikker te zijn dan aanvankelijk werd gedacht. Eerdere metingen gingen uit van 2 meter lengte, breed 1.20 m en 25 cm dikte. Hiermee werd het bewijs geleverd, zoals in de processtukken is vermeld, dat de steen één was van een dubbele dikte. Het was een zware klus om de steen op de gedachte plaats te krijgen. Volgens de heren Rienstra en Punter is de zerk gehakt uit in elkaar gedrukte zeebodem, dat 2 miljoen jaar oud is. Het totale gewicht werd geschat op 800 kilo.
Dankzij het vakmanschap is de operatie wonderwel geslaagd. Het resultaat is, dat de bewuste priorzerk weer een duidelijke aanwijsbare plaats heeft gekregen op de begraafplaats te Niawier. En dat aan de geschiedenis , met het opnieuw aangebrachte opschrift, recht wordt gedaan.

Nota: Eerdere publicaties verschenen in de dorpskrant van Niawier-Wetsens en in de Keppelstok no. 57, december 1998 van de Stichting Alde Fryske Tsjerken en de Sneuper van de historische vereniging Noordoost Friesland.

Jan Walda

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie